HANDELINGEN VAN DE KONINKLIJKE COMMISSIE VOOR GESCHIEDENIS, VOL. 184, 2018
Dit themanummer bevat niet minder dan negen bijdragen. Telkens werd een opmerkelijke bron uit een privaat of publiek archief opgediept, gepubliceerd en van een omstandige inleiding en commentaar voorzien. Elk artikel belicht een specifiek aspect van dit veelzijdige fenomeen. De eigenlijke krijgsverrichtingen staan centraal in de drie volgende bijdragen: ten eerste Pierre Lierneux & Jean-Louis Van Belle, Le journal de Maurice Dartevelle, sous-lieutenant au Fort d’Andoy près de Namur (8 juillet-26 août 1914) (p. 27-54); ten tweede Pierre-Alain Tallier, Des premiers jours de guerre dans la région de Verviers (3-8 août 1914) relatés par le soldat Gabriel Vercken… au Service de correspondance et de documentation de Joseph de Dorlodot (1915-1919). Histoire(s) et destins croisés (p. 55-101) en ten derde Sarah Keymeulen, De eerste oorlogsweken van een jonge vrijwilliger: het dagboek van Pierre Pirenne, 4 augustus – 18 september 1914 (p. 103-132). Hierin vinden we getuigenissen terug van gewone militairen die geconfronteerd worden met het oorlogsgeweld. Feiten en percepties vloeien hier op subtiele wijze in elkaar over. Het leven achter de frontlinie, eens de bewegingsoorlog is veranderd in een stellingenoorlog, komt aan bod in de twee volgende bijdragen. Michaël Amara & Arnaud Charon, « Non, je ne suis pas fier d’être le Premier magistrat de la “Justice Militaire” » – Le Journal de guerre de Jules Wellens (1914-1918) (p. 133-197), brengen een scherpe kijk op de manier waarop het militaire gerecht functioneerde. Birger Stichelbaut & Jean Bourgeois, Historische luchtfoto’s genomen tijdens de Eerste Wereldoorlog : bronnen en toepassingen (p. 199-221), van hun kant, vestigen de aandacht op het belang van de luchtfotografie als bron voor een beter begrip van de oorlog en van het landschap in de frontzones. De diplomatieke kant van de oorlog komt dan weer aan bod in de publicatie van Vincent Genin, Déconstruire l’image de la Belgique « germanophile » à l’Étranger (1915-1916) – Propagande et relations internationales – Quatorze lettres et notes inédites d’Eugène Beyens, Paul Hymans et Georges Lorand (p. 223-268). Het leven in het bezette België vormt ten slotte de focus van de laatste drie studies. De inspanningen van de bezettingsmacht om de venerische ziekten te bestrijden komen aan bod in het artikel van Emmanuel Debruyne, Mesures de lutte contre les maladies vénériennes – Les actes du colloque tenu à Bruxelles le 8 octobre 1915 à l’invitation du Gouvernement-général allemand en Belgique (p. 269-303). De impact van de bezetting op het dagelijkse leven in een lagere school staat centraal in het werk van Jean Houssiau & Christian Vreugde, L’instruction publique sous l’occupation durant la Première Guerre mondiale – Les procès-verbaux des conférences mensuelles de l’École no 10 à Bruxelles (1914-1917) (p. 305-337). Het leven van een belangrijke private industriële onderneming wordt verduidelijkt in het artikel van Catherine Thomas, Poursuivre l’activité industrielle en zones de guerre ? – La politique du « moindre mal » adoptée par la Société anonyme des Verreries de Jumet (1915-1918) (p. 339-404). Vooral het vraagstuk van de economische collaboratie weerhoudt hier de aandacht. Al deze diepgravende bijdragen worden voorafgegaan door een briljante inleiding van Sophie de Schaepdrijver, eminente specialiste van de Eerste Wereldoorlog (p. 17-26). Zij plaatst al de artikels in een bredere context en toont aan waar hun originele bijdrage ligt.