HANDELINGEN VAN DE KONINKLIJKE COMMISSIE VOOR GESCHIEDENIS, VOL. 189, 2023
Kristiaan Dillen, « Een verdacht laatmiddeleeuws rekenboek van de Wenduinse Vissersgilde » (p. 5-44).
Met de monografie Geschiedenis van Wenduine publiceerde Prudens Verduyn in 1938 een aantal tot dan volstrekt onbekende veertiende- en vijftiende-eeuwse teksten die de auteur door een toeval had kunnen inkijken en had gekopieerd. Volgens de auteur ging het om fragmenten uit een ‘rekenboek’ dat aan de vissersgilde van Wenduine had toebehoord. Deze fragmenten zijn bijzonder omdat ze een licht werpen op onder andere de corporatieve organisatiestructuur van de Wenduinse vissers en de door hen bedreven jacht op zeezoogdieren. Naast bijzonder zijn deze bronfragmenten ook uniek. Er zijn geen andere veertiende-eeuwse schriftelijke bronnen bewaard gebleven die binnen het graafschap Vlaanderen door een vissersgilde werden geproduceerd. Problematisch is dat Verduyn de bronfragmenten in zijn betoog integreerde en voorzag van een eerder gebrekkig en weinig consequent kritisch apparaat, waardoor het niet steeds duidelijk is wanneer hij citeert en wanneer hij zelf aan het woord is. De teksten hebben vooral een zoektocht naar de originele bron teweeggebracht maar zijn zelf nog nauwelijks onderzocht. Deze bijdrage publiceert de naakte ‘brontekst’ en analyseert deze. Er zal worden betoogd dat de fragmenten naar alle waarschijnlijkheid een pastiche zijn, een falsum dat via nabootsing, het combineren van kenmerken van originelen en het integreren van kennis uit literatuur in vele opzichten gelijkt op een model. De bronfragmenten dienden vooral de ambities van een twintigste-eeuwse kustgemeenschap waarvan het bestaan niet langer afhankelijk was van visserij maar van toerisme.
Marc Boone & Thérèse de Hemptinne, « Deux inventaires des biens abandonnés par Jacqueline de Bavière lors de son départ précipité de Gand le 31 août 1425 » (p. 45-82).
Abstract: Na de onverwachte vlucht van Jacoba van Beieren, vorstin van Henegouwen en Holland-Zeeland op 31 augustus 1425 uit de voormalige grafelijke residentie het hof van Posteerne in Gent waar ze in huisarrest was geplaatst, werd op bevel van haar neef hertog Filips de Goede van Bourgondië en in aanwezigheid van haar moeder, Margareta van Bourgondië, een gedetailleerde inventaris opgemaakt van de door Jacoba achtergelaten goederen. De inventaris levert een uitzonderlijk beeld op van zowel de luxe goederen als van de voor dagelijks gebruik bestemde voorwerpen uit de onmiddellijke omgeving van de vorstin. De ambtenaren en hoogwaardigheidsbekleders die bij het opmaken van de inventaris betrokken waren illustreren op hun beurt de politiek gevoelige aspecten die de achtergrond vormen van deze dramatische episode uit het proces van Bourgondische eenmaking in de Lage Landen. De inventaris is op een niet evidente plek bewaard gebleven, het archief van de Rekenkamer in Dijon, waar het wellicht terecht is gekomen ter informatie van de kanselier Nicolas Rolin.
Jean-Marie Cauchies, « Bois vert, bois mort, chicane et procédure aux portes de Valenciennes. Le chancelier Rolin en sa seigneurie de Raismes (1434-1445) » (p. 83-131).
Abstract: Nadat hij van Filips de Goede, hertog van Bourgondië en graaf van Henegouwen, de heerschappij over Raismes heeft ontvangen, zal zijn kanselier, Nicolas Rolin, geconfronteerd worden met een lang geschil met de naburige stad Valencijn (Valenciennes). Het conflict concentreerde zich voornamelijk op gebruiksrechten in de heerlijke bossen – het kappen en inzamelen van hout – en werd gekenmerkt door gewelddaden. Terwijl een « appointement », een minnelijke schikking, in 1434 leek vorm te krijgen maar niet werd toegepast, werd de zaak voorgelegd aan de Grote Raad, de hoogste jurisdictie in de Bourgondische landen, omwille van de persoonlijkheid van de kanselier. Het proces eindigde in 1445 met een vrijwillige veroordelingprocedure (« willige condemnatie ») waarover de partijen hadden onderhandeld en die door de hertog als een definitief vonnis werd bevestigd.